Van Kalamata tot Taggiasche: wat zijn de beste olijven en waar gebruik je ze voor?
Geen borrel compleet zonder een schaaltje olijven. Een probleem: het aanbod is tegenwoordig zo enorm dat zelfs het supermarktschap met olijven bijna groter is dan het pastaschap. Wel zo handig en minstens zo belangrijk om te weten hoe je kiest en wat je er voor krijgt. Van Kalamata olijven tot Taggiasche olijven: wij leren je net iets makkelijker te kiezen.
Want welke is nou borrelfavoriet en welke zie je het liefst terug in je salade?
Soorten olijven
Nog even terug naar de basis; want wist je dat olijven een type steenfruit zijn? Je weet wel, zoals nectarines en kersen. Geen hele gekke gedachte, wanneer je de vorm en de pit ziet. Maar daar houdt de vergelijking dan ook vrijwel op. Olijven kunnen namelijk nooit vers of rauw uit de boom gegeten worden. Essentieel is de behandeling erna, en dat bepaalt dan ook meteen enkele verschillen tussen de soorten olijven. Grote kans dat je voor het schap – supermarkt óf speciaalzaak – twijfelt tussen de volgende exemplaren.
Kalamata olijven: de Griekse trots
Deze diepbruine, bijna paarse beauties – ook wel Calamata of Kalamon genoemd – komen rechtstreeks uit Griekenland en smaken intens fruitig, met een lichte ziltigheid. Dankzij hun stevige structuur zijn ze altijd een winnaar. De Kalamata is perfect voor de welbekende klassieke Griekse salade met feta, komkommer, ui en tomaat, maar je scoort er ook zeker punten mee op de borrelplank. Op zoek naar een olijf voor in de tapenade? Je hebt ‘m gevonden.
Culy Homemade: Griekse gebakken feta uit de oven met olijven (feta saganaki)
Manzanilla: de party-starter
Deze grote exemplaren uit Spanje zijn naast immens populair, ook mild en vlezig, en lenen zich daarom ook perfect om gevuld te worden met bijvoorbeeld knoflook of amandelen. Een crowdpleaser pur sang dus. Zet een schaaltje Manzanilla olijven op tafel bij de borrel en je bent klaar. Of prik ze aan een cocktailprikker en serveer met een glas martini – gegarandeerd succes.
Taggiasche olijven: de verfijnde Italiaan
Klein en complex – Taggiasche olijven komen uit Ligurië en hebben een complexe noot-achtige smaak en een vleugje bitterheid. Ze kunnen wel wat hebben dus, deze Italiaanse exemplaren. Ze zijn dan ook onmisbaar op – of in! – een focaccia of als topping op een bruschetta met tomaat. Ook als borrelsnack werkt ‘ie goed: klein genoeg om er ongemerkt een flinke hoeveelheid van te eten.
Castelvetrano olijven: het instapmodel
Felgroen, boterzacht en mild: Siciliaanse Castelvetrano’s zijn de olijven waar zelfs mensen die ‘écht geen olijventype zijn’ stiekem een beetje van gaan houden. Lekker als snack dus, maar ook een goede kandidaat voor een salade met niet al te overheersende ingrediënten.
Arbequina olijven: de kleine smaakmakers
Deze kleine Spaanse olijven zijn fruitig, mild en een tikkeltje boterachtig. Ze hebben een dunne schil en worden vaak gebruikt voor olijfolie, maar zijn ook an sich een goede gegadigde voor de borrelplank. Serveer ze dan ook als aperitief, bijvoorbeeld gecombineerd met wat Manchego en geroosterde noten.
Nicoise olijven: Frans en charmant
Klein, donker en licht bitter. Deze olijven brengen je direct naar de velden van de Provence. De naam komt je hoogstwaarschijnlijk bekend voor van die ene salade: niet heel gek dus dat deze olijven op je bord floreren tussen de tonijn, haricots verts en aardappel. Daarnaast is ook deze olijf lekker om zo te eten, maar gezien het hoge delicatesse-gehalte is het geen dooreetexemplaar.
Geïnspireerd geraakt? Probeer eens deze recepten met olijven:
- Culy Homemade: couscous met venkel, olijven en gekaramelliseerde rode ui
- Zelf olijven marineren: hoe doe je dat?
- Culy Homemade: mediterrane kip uit de oven met olijven, tomaten en feta-relish